Thursday 23 June 2011

Jungle Fever II

Tes en ik lopen stap voor stap, langzaam over een wiebelende brug. 50 meter boven de grond, langs de toppen van hoge junglebomen. Allebei zijn we geen helden als het gaat om hoogte. Als we midden op de brug lopen en omlaag turen, kijken we elkaar aan met zweet op ons voorhoofd. Ik krijg opeens een stuk meer respect voor Indiana Jones. En Tes en ik high fiven elkaar als we de laatste lange brug hebben gepasseerd. Prachtig. De Jungle in de bergen van Costa Rica.
Na het diepe Zuiden gaan Tes en ik naar het bergachtige Noorden. En we hebben een nieuwe vriend, genaamd Jimmy. Deze Suzuki Jimmy is een kleine Jeep die ons overal kan brengen, via de ruige bergwegen, naar wonderschone vulkanen, zoals de Vulcan Arenal. Tes en ik komen aan in de stromende regen, uitkijkend over een bijna Schots-aandoend meer. De vulkaan is in diepe wolken gehuld. De volgende dag laat zij even haar schoonheid zien.

Tes en ik denken hetzelfde. We gaan niet klimmen, maar als luxe paarden wentelen wij ons in warme thermische baden. Deze baden worden gevoed vanaf de vulkaan waar we op uitkijken. En we genieten van het warme water, het uitzicht en de wilde regenbui die door de hoge bladeren van het dak van de jungle naar beneden stort.

Pura Vida. Dat is Costa Rica. En het is eigenlijk net zo een moeilijk woord om te vertalen als ¨gezellig¨ in het Nederlands. Het gaat om al het goede, om genieten, om zorgen-vrij leven. Om het pure leven. En dat is onze volgende bestemming zeker ook. We gaan naar MalPais. Hoewel de naam iets anders doet vermoeden (¨slecht land¨), is het een paradijs.

Surfen, yoga en sushi. Palmbomen, witte stranden. Vrije vogels en surfbums. We doen weing, lezen, ik surf de heerlijke beachbreaks. Tes en ik vergeten de tijd en genieten van ons samenzijn. Costa Rica is Pura Vida.






Na twee en halve week samen, is het dan zover. Afscheid. Tes gaat terug naar Nederland en ik begin aan mijn laatste deel van de reis. Het voelt onwerkelijk. Stiekem wil ik wel weer even terug naar Nederland. Thuis op de Schinkelkade met elkaar, surfen met vrienden in de bruine, koude Noordzee en even weer in Groningen bij de familie. Maar het is nog niet klaar. De laatste twee maanden zijn aangebroken en er liggen nog prachtige landen in het verschiet, grandioze surfspots, ik ben nog hongerig. En mijn motor, die moet eindigen in Mexico. Nergens anders.

Op het vliegveld van San Jose is de Jungle Fever voorbij. Tes en ik hebben het samen heel goed gehad. En vertrouwend op thuis, zoenen wij voor het laatst in Costa Rica. Het is warm, ik kijk naar rechts en geef gas. Langzaam rij ik door de bocht en draai ik de snelweg op. Ik kijk nog een keer terug en open vol het gas. Op naar Nicaragua. Slechts 250 kilometer. Het avontuur gaat verder.




Meer fotos van onze jungle fever samen

Sunday 12 June 2011

Jungle Fever

Ik kijk naar het water. Panamees water. Het is vijf uur in de avond en ik ben net aangekomen op een verlaten strand. Na ruim 2 weken niet surfen ben ik eager, heel eager om te surfen en ren het water in. Alsof het hele dorp hun hoge nood in deze baai hebben geledigd. Het is water is warm. Koortsachtig warm. Heerlijk. Welkom in Centraal-Amerika.

Na alweer ruim twee maanden alleen gereist te hebben krijg ik hoog bezoek!
Paul, Schaaf en Max komen mij opzoeken in prachtig Panama. Ik ga op zoek naar de beste plek om te surfen en daarvoor is er maar een favoriet: Santa Catalina. Een dikke reefbreak, die voornamelijk rechtsaf gaat. Een serieuze golf zoals Paul, Schaaf en ik snel ontdekken. De stroming misleid je stiekem naar het rif als net een grote set aan de horizon verschijnt. Op de laatste dag, na een enorme niet-surfbare swell, surfen we bijna dubbel overhead golven. We genieten van deze sessie met gezonde zenuwen en een dikke smile. Dit is het echte surfen. In de avonden spelen we het kaartspel shithead waar de gemoederen soms hoog oplopen. Gelukkig is Schaaf onze parttime yogi-master en blijft de Zen in de Ben en de rest van de boys.

Het is pikdonker, het regent en taxis razen langs me op de snelweg van
San Jose in Costa Rica. Ik heb de “taxichauffeur van de dag” gekozen die zijn zoon met pech langs de weg een mechanicus komt brengen.
Maar ik wil weg en snel. Na twee en halve maand komt Tes naar Costa Rica! Ons jungle avontuur gaat beginnen en ik kan niet wachten om met haar samen te zijn.

"Beng, beng!" De schokdempers van de oude bus naar Pavones en de Rancho Burica doen het al lang niet meer als we over een paar diepe kuilen rijden. We kijken elkaar glimlachend aan. Weer een nieuw avontuur samen.

Het einde van de weg. Het boek dat ik lees, “In Search of Captain Zero” van Allan Weisbecker,
gaat over een man die zijn oude surfvriend probeert te vinden die spoorloos is verdwenen in het Centraal-Amerika van begin jaren negentig. Ik probeer me voor te stellen hoe het toen was. Slechts een handjevol maffe expats, de verschillende burgeroorlogen in Nicaragua en El Salvador waren net tot een einde, veel plekken met bandidos en vaak geen elektriciteit. En dan op zoek naar je verloren vriend en de beste golven van dit gebied. Dat is pas moed. En het boek eindigt waar de reis van Tes en mij begint. Het einde van de weg, Pavones en Rancho Burica.

Het is windstil. Vroeg in de morgen en een groep Pelikanen vliegt over een net brekende cleane perfecte golf. Mijn eerste sessie in Costa Rica gaat gebeuren en Tes zit rustig te lezen op het dek van de Rancho uitkijkend over de break.
Een prachtige linkse en ik lig er alleen in. Ik pak de een na de andere golf en geniet. In het boek In Search of Captain Nemo beschrijft Weisbecker het gevoel van het surfen - The Glide, zoals hij het noemt - op een rake manier: “Searching for the perfect position of trim that affords the surfer a moment of utter relaxation – a state of grace you might say – combined with full concentration”. Het is zo verleidelijk om je hoofd te gebruiken, te pushen, te duwen en te harken, maar het helpt je surfen niet. Los laten en concentreren tegelijk, op het oog tegenstrijdig, is de manier om ultiem te genieten van deze energie die zich door het water verplaatst.


Tes en ik zitten op de Rancho is ons eigen stukje paradijs. We eten heerlijk, praten veel, lezen boeken, hangen wat rond, lopen door de jungle en doen bij voorkeur weinig tot niets. Een week lang paradijs. Samen.

Waar Weisbecker eindigt, zijn wij begonnen. Pavones, de langste en mooiste golf van Centraal-Amerika. Tes en ik staan op het strand en zien de ene naar de andere perfecte lijn binnenlopen. De sets zijn net overhead en sluiten bijna aan om de befaamde rit van meer dan een kilometer waar te maken. Deze golf is als Chicama of Lobitos, maar dan een flinke versnelling hoger. En midden in de jungle.

Ik lig in de riviermonding van Pavones als een set in de verte opdoemt. Ik paddle met al mijn kracht, maak de take-off en pak meteen de hoge lijn. Het is racen, het is gaan met die banaan, hup hup chop chop en geen tijd om na te denken. Ik vlieg langs de secties, flits langs Tes die op het strand zit, schreeuw een in-dropper eruit en ga maar door op de golf. Mijn benen verzuren, maar de golf bouwt maar op met volle snelheid, de adrenaline en endorfine pompen door mijn bloed als ik voorbij de beroemde Cantina ter aarde, of eigenlijk te water, stort.

Ik heb de grootste smile van de trip op mijn gezicht en begrijp wat Weisbecker zegt over het gevoel op deze golf: “Imagine seeing something so beautiful that for an instant your breath is literally taken away. Imagine that emotion lasting almost one minute.”. En ik ren terug naar de line-up.

My Glide at Pavones