Sunday 28 August 2011

La Final

Een regenbui trekt langzaam over. Het is nog steeds warm, maar de grootste middaghitte is voorbij. Mijn surfbuddy Justin en ik gaan surfen. Het zal één van mijn laatste sessies van de trip worden. Nog in boardshort en warm water. De regenboog vervaagt langzaam als wij de overhead barrelsets op het strand van Puerto Escondido zien binnenkomen. Lichte zenuwen maar ik kan niet wachten om naar achteren te paddlen.

Puerto Escondido is berucht. Een van de zwaarste en heftigste beachbreaks van de wereld. De golf wordt ook wel ¨MexPipe¨ (http://vimeo.com/13782746) genoemd na Pipeline, de golf der golven in Hawaii. Dat de golven heftig zijn wordt wel duidelijk met het verhaal van Noel Robinson, een bigwave surfer. Zijn board gelijmd en wel staat nog in het huis. Een foto van hem op een golf van zeker 8 meter hoog. En we zien ook zijn laatste golf op zijn backhand. Een golf die hij niet overleefde.
Als ik surf - de golf is slechts twee meter hoog - maak ik meteen kennis met haar kracht. Ik ga een barrel in, kies mijn lijn, maar word genadeloos aangepakt. Slechts een twee meter golf maar meteen een van mijn heftigste wipe-outs van de trip. Ik pop op met geproest en paddle snel naar buiten. Een set aan de horizon.

Tussen het surfen door, ben aan het genieten van de laatste dagen met een deel van mijn surfmakkers uit Barra. En, ik verkoop mijn motor. Het was niet eenvoudig, voornamelijk omdat dit deel van Mexico nog steeds erg arm is. Na 3 dagen rondrijden, praten, heb ik kennis gemaakt met zowat de halve middenstand van Puerto. En heb ik een koper. Vlak voordat ik mijn motor naar hem wil rijden, start mijn niet. Alsof hij het afscheid voelt naderen en het er niet mee eens is. Ik schud mijn hoofd, dit gebeurt niet! Ik loop langs de motor om de koper een korting te geven als ik het nog één keer probeer, langzaam en met liefde. Hij start. En even later zie ik de meest blije Mexicaan, als hij weg rijdt op mijn oude motor met kleine korting. Ik zal hem missen, maar ik voel dat het tijd is. Tijd om naar huis te gaan.

Chris, Sean en Suzanne staan opeens voor mijn neus! Onverwacht zijn ze overgekomen van Barra de La Cruz. Het was toch het afscheidsfeestje van ¨The Crazy Dutchman¨? Samen met Justin en zijn vriendin, Andrea, luiden we de avond oer-Mexicaans in met Tequila en Corona´s. Tot in de kleine uurtjes dansen we, drinken we en vieren we het afscheid en mijn reis.

Het is surrealistisch dat het nu echt bijna over is. Ik ben tevreden. Enorm tevreden en gelukkig dat ik deze reis echt heb gedaan. Ik heb zoveel ongelofelijk mooie plekken gezien, zoveel goede nieuwe mensen ontmoet. De lange ritten alleen op de motor zal ik missen, vooruitturend in de verte van de woestijn of de jungle. En ik weet meer dan ooit hoe goed en belangrijk het surfen voor me is en zal blijven. En stiekem fantaseer ik al over een nieuwe lange reis in de toekomst samen met Tes.

Photos of the last days


Friday 19 August 2011

Deep Down South

Pijn in mijn kaken, trillende buik. Ik kom niet meer bij van het lachen. We zijn voor de zoveelste avond aan het pokeren in Barra de La Cruz. Chris, een crazy aussie met een hanekam, Justin, Amerikaan, Sean en natuurlijk de twee Israelis, Iftach en Alon. Pokeren is voor het plezier maar het gaat er serieus aan toe. Zeker als de Israelis meespelen. ¨You talk¨ ¨All-in¨ en dergelijke is zowat het enige wat uit hun mond komt. En verdomd. Ze winnen vaak. Ik krijg een lesje bluffen en branie.

Ik ben nu beland in Barra de La Cruz. De eerste avond lig ik in het water met 30 man en ik doe wat ik de hele trip heb gedaan. Ik maak een plan, kijk hoe ik me voel en ik besluit het nog een dag aan te kijken en weer te vertrekken. Twee weken later, ontelbare surfsessies verder en met de beste vriendengroep van mijn hele trip, moet ik aan mijzelf toegeven dat echt geen één van mijn plannen is uitgekomen. In Lobitos wilde ik drie dagen blijven, ik bleef vier weken. En in Barra overkomt mij hetzelfde. Het is wonderschoon, de golf nadert perfectie met 300 meter lange ritten en de mensen om mij heen zijn vrienden. Mexicaanse perfectie.

Mexico is een plek met een magische klank. Maar tegenwoordig gaat het ook gepaard met gevaarlijk. Drugshandel, geweld, corrupte politie. Ik rij over de prachtige wegen van Oaxaca, de een na armste staat van heel Mexico. Ik word vriendelijk begroet door militairen. De mensen in de restaurants en hotels zijn aardig. Zelfs de locals in het water zijn niet heel erg. Misschien heb ik geluk?

Maar het is hetgeen dat ik veel heb meegemaakt op de trip. Plekken worden beschreven als levensgevaarlijk. Alsof het fifty-fifty is of er iets naars gaat gebeuren of niet. De realiteit is echter een stuk saaier. Mexico. Het is vooral wonderschoon en erg rustig. Het land lijkt hier in Oaxaca nog te leven zoals tientallen jaren geleden. Paarden op het strand. Simpele hutten. Internet zeldzaam. De golven zijn perfect. De vis vers. En het leven goed.

Op een dag in Salina Cruz besluit ik om het avontuur verder op te zoeken. Ik rij alleen over de weg, linksaf de wildernis in, na 5 kilometer op het lege strand naar links. Ik kom met de motor bijna vast te zitten in het rulle zand. En dan ben ik er. Punta X. Een pointbreak die op de beste dagen van het jaar wel 400 tot 500 meter lang kan zijn. Ik pak mijn surfboard, mijn lycra over mijn schouder. De sunblock kleurt mijn gezicht wit. En in de rauwe zon en harde offshore wind ren ik over de laatste zandduin om wederom perfectie te begroeten. Lichtblauw water, wit zand en headhigh muren van 300 meter lang met niemand in het water. Ik voel me alleen op de wereld, maar zo goed. Pure vrijheid. En ren naar beneden, zo snel als ik kan.

Pictures a long the road in Down South Mexico

Tuesday 26 July 2011

Mexico

De een na de andere bocht zoef ik door. Vlak voor een bocht beweeg ik mijn motor naar de middellijn om daarna ver door de bocht te kijken. Een heerlijk gevoel schuinhangend met mijn hele pakket aan spullen en surfplank. Zwevend. Tegen het einde van de bocht raak ik bijna de gele zijlijn van de buitenkant van het wegdek. En vol het gas open! En in een streep rij ik weer in het midden van de weg. Op naar de volgende bocht. Een van mijn laatste voor mijn eindbestemming. Want het is zover.

Het land van de Azteken (ook wel ´Mexica´ genoemd) en Mayas. Perfecte surfpoints en barrels. Tacos en drugshandel. Sombreros, cactus en Acapulco. Vele reizigers die ik ben tegengekomen zeiden maar één ding over Mexico. ¨Zorg ervoor dat je er minimaal een maand bent, zo mooi!¨. En ik? Ik dacht in Chili over Mexico als een plek ver weg, erg ver weg. En ergens was ik bang. Bang dat ik het niet zou halen. De motor zou wel stuk gaan. Of iets anders. En nu 7 maanden en 12.500 kilometer later, ben ik er. Bijna.

¨Que?¨ ¨No! No es Verdad!¨. Toch wel. Ik ben twintig minuten te laat. De grens voor motorvoertuigen is gesloten voor vandaag. Het is zondag in het katholieke Mexico. Niets geen triomfantelijke zegetocht met mijzelf, wind in de haren, zon in mijn gezicht. Niets geen koel biertje en een overwinningssigaret op het mooie plein van Comitan, 80 kilometer inwaarts. Nee, ik zit vast. Op 10 meter van de grens. In een onooglijk oord zonder naam. Quintin Tarantino zou er een film willen opnemen. Ik kan er - na de eerste verbazing - eigenlijk wel om grinniken. En nog in mijn warme motorpak, steek ik alsnog mijn sigaret op en open een Mexicaans biertje. Het voelt een beetje alsof ik er al ben.

De volgende dag ben ik in tien minuten de grens door. De meeste efficiënte douane van de hele reis. Maar ik moest wel 200 dollar borg achterlaten zodat ik mijn motor niet zou willen verkopen. Mmmm.. alsof ze het aanvoelen. Maar dat zijn latere zorgen. Ik ben er! Yes! I did it! Ik denk per ongeluk aan de Zangeres zonder naam en haar onsterfelijke liedje. Mexicooooooo! En ik krijg het niet meer uit mijn hoofd deze dag.



The First Mexican Miles

Tuesday 19 July 2011

Laguna Guatemala and the Wild East

Ik stap uit de boot en meteen wordt mijn backpack uit mijn handen gegrist. Twee lokale mannen kijken mij aan. Met een glimlach.¨Bienvenido al Laguna Lodge¨. Ik ben aangekomen in het paradijs. Een zachte badjas om mijn schouders. De suite is afgewerkt tot in perfectie. Ongekende luxe. Het uitzicht is fenominabel. Enorme vulkanen steken omhoog in de verte. Een glas rode wijn in de hand.

En dit alles heb ik aan te danken aan een avondje doorhalen op mijn verjaardag in Nicaragua. Twee Australische vrienden daar bezitten drie vijf sterren-hotels in onder andere Guatemala en de Bahamas. Deze motorrijdende surfbum had - volgens hen - wel een paar nachtjes echte rust verdiend, dus zodoende belandde ik hier. Rust en volmaakte schoonheid. Op het mooiste meer van Centraal-Amerika - Laguna Atitlan - ingeklemd tussen eeuwenoude vulkanen.

Smerige, zwarte troep op mijn bed. Het regent keihard, het is pikkedonker en ik kan geen kant op. Doodmoe van uren surfen en ik moet toch echt slapen. Morgen zijn er weer goede golven. Al dagen lang. Ik ben in het Wilde Oosten van El Salvador. Compleet wild en de enige plek met budget is een plek zonder naam waar ranzige bedden en elke dag dezelfde gefrituurde kip de enige constanten zijn. Naast de perfecte 300 meter lange righthander dan. Ik veeg mijn bed maar weer schoon, ga op de harde matras liggen, draai me om en probeer zo snel mogelijk in slaap te vallen. Dromend van dezelfde mooie golven als vandaag.

Ik ben na Nicaragua vliegensvlug door Honduras gereden om nog twee stops te maken in El Salvador en Guatemala. Landen geteisterd door oorlogsgeweld in de jaren ´80 en die nu langzaam steeds meer opkomen met toerisme. In El Salvador rij ik van het Wilde Oosten - de oude, veilige haven van de rebellen - naar het surfersparadijs El Tunco. Het land kleurt mijn reis met nog meer perfecte golven, allemaal righthanders, het is ongelofelijk, bijna akelig deze perfectie. Elke dag lig ik weer in het water. Met mijn nieuwe Aussie vrienden Ciaran en Dana. Inspirerende surfers en ik doe mijn best om mee te komen met deze geboren watermannen. De week dat ik er ben zijn de golven groot, snel en dik. Golven die ik voor de trip links zou hebben laten liggen, surf ik nu af. In stilte ben ik gelukkig.

Aan het eind van de week in El Salvador ben ik moe en iets verrassend overkomt me. Iets waarvan ik dacht dat het nooit zou gebeuren. Ik had er andere doorgewinterde surfers op de reis nog wel eens over horen praten. Iets met ¨dat je zoveel gesurft hebt, dat je gewoon geen zin meer hebt om weer naar achteren te paddlen¨, ¨dat het bijna als werk voelt, elke dag moet je weer!¨. Ik weet dat ik mijzelf ga vervloeken in November, weer op kantoor, nog donker op een maandagochtend, in een doorweekt pak van een Hollandse regenbui, flauwe automatenkoffie. Maar het is waar. Ik heb na twee maanden Centraal-Amerika en bijna elke dag surfen, officieel een ¨surf-out¨.

En voor een surf-out is maar één remedie. Ver van de zee weggaan, op naar de bergen. Naar Antigua, de wonderschone hoofdstad van de Republiek van Centraal-Amerika in 1823, de vulkanen en meren van Guatemala, de ruinies van de Mayas in Mexico. En dan vanzelf kickt de realiteit weer in. Nog maar 5 weken. Als de donder terug naar de zee en surfen tot je er bij neer valt!


Friends along the way in Guatemala and El Salvador





Saturday 9 July 2011

Nicaraguan Birthday

Ik kijk naar de donkere lucht. Een strakke regenboog vult de hemel op de rand van de wolken. Langzaam dein ik op en neer op de stevige zuidwesterswell. Een storm van de kust van Nieuw-Zeeland is omhoog getrokken en heeft de laatste dagen haar pakketje afgeleverd. Vandaag is de laatste dag van de swell en een van de eerste dagen dat ik aan het surfen ben in Nicaragua. Een bijzondere dag.

Donkere lijnen verschijnen aan de horizon. En van een halve mijmer-meditatie-modus schiet ik in totale-actie-gaan!-modus. Snel paddle ik een stuk naar achteren en halverwege keer ik om en met volle kracht paddle ik in op de golf. In een flits zie het dikke schuim opborrelen van de vorige golf, om meteen naar rechts te kijken en ik maak een drop naar beneden met mijn rug naar de golf. Razend snel vlieg ik over de bodem van de golf, mijn linkerhand stevig aan mijn board als opeens het onwerkelijke gebeurt.

De blauw groene top van de golf lijkt dicht te slaan en op het moment dat ik denk dat het over is, zie ik de lip van de golf over mijn heenvliegen, de tijd lijkt even stil te staan. Tegelijkertijd ga ik zo hard! En zo snel als het kwam, is het weer voorbij en vlieg ik eruit. Wat een gevoel, wat een onbeschrijfelijke gevoel. Mijn eerste barrel van de trip. En dat maakt het meteen mijn eerste barrel van mijn leven. Een verjaardagskado van Nicaragua aan mij. Perfecta.

Dit alles speelt zich af in het kleine plaatsje Popoyo aan de kust van Nicaragua. De spierpijn van mijn vulkaantocht was ongekend. Het kostte mij dagen om bij te komen. En bijkomen kan in Nicaragua op een hele mooie plek. Hotel Popoyo. Een kamer voor mijzelf, een zwembad, grandioos eten. En dat alles voor prijs waarvoor je in de Voetboegsteeg nog geen biefstukje krijgt. In wentel mij in weelde en neem het ervan.

Het duizelt me een beetje. Harde muziek en met een handjevol mensen rocken we de dansvloer. Het is even over twaalven en er wordt gejoeld! Ja, het is zover. Ik ben 33, maar op dit moment voel ik me 18. Met mijn nieuwe vrienden in Popoyo, voornamelijk Aussies en Kiwis, wordt er druk geproost en de meest unieke verjaardagstaart wordt me voorgeschoteld. Een lekkere brownie met een prachtige Marlboro Light als kaars. Blazen lukt niet, dus ik rook hem maar uit. Het is een heerlijke avond en nog lang niet afgelopen.

En ik denk - tussen de schouderkloppen en rumshooters - terug aan alle wonderschone momenten van de reis tot nu toe. Perfecte glassy golven, lange fijne eenzame wegen in de woestijnen van Zuid-Amerika, palmbomen en Tes. Chili tot Panama. Ik ben tevreden en bedenk me dat deze reis een van de beste dingen is die ik ooit heb ondernomen. Misschien wel het beste.


More photos a long the way in Nicaragua

Friday 1 July 2011

Vulcano Attack

Het was in 2009 voor het laatst. Het trilt, de grond schudt wild en de geur van zwavel vult de lucht. Bewoners worden geëvacueerd. De grootste actieve vulkaan van Nicaragua, vulkaan Concepcion, staat op punt van uitbreken.

Het is 2011. Geen vuiltje aan de lucht. Het is vijf uur in de ochtend, de zon begint de aarde op te warmen en de vogels, verstopt in de jungle, zingen mij wakker. Vandaag gaan we een vulkaan beklimmen, de beruchte vulkaan Concepcion. Ik ben opgewekt en heb er zin in. Samen met mijn reismaatjes Roberto en Valeria. Ik heb al vele uren in het water gelegen, voel me fit en ben vol zelfvertrouwen.

Roberto, een Chileen, die op zijn 52-tigste tien maanden om de wereld gaat reizen en door mij al omgedoopt is tot ¨Super-abuelo¨, oftewel ¨Super-opa¨ en ik (omgedoopt tot ¨Super-tulipan¨, te weten ¨Super-tulp¨) gaan dit varkentje wel even wassen. Valeria kijkt hoofdschuddend toe als Roberto en ik grappen maken over wie het eerst boven is.

Alles doet pijn. We gaan steil naar beneden, rots voor rots, het is geen echt pad te noemen. Oh, mijn benen. Ze trillen van vermoeidheid, ik kan niet meer. Ik loop een relatief vlak stuk als een soort van manke, met mijn armen zwabberend omdat ik mijn benen niet meer goed kan coördineren. Ik ben nog nooit zo moe geweest, denk ik, maar er zijn geen andere opties. Ons water is op. Ik ben kleddernat van het zweet. En het verhaal van onze gids over een jongen uit El Salvador, die hier verdwaald raakte, spookt door mijn hoofd.

Hij was alleen gegaan. Vorig jaar. Slippers, weinig drinken mee. De route is niet altijd duidelijk op de vulkaan, je kan op een bepaald punt kiezen uit twee routes. Hij maakte een verkeerde keuze. En zijn laatste keuze. We staan op de kruising en onze gids legt uit, dat hij hier doorliep over een verhard lava-spoor. Ik zie rechts het kleine weggemoffeld pad, waar wij in gaan, en rechtdoor het noodlottige lavaspoor. Ik zou alleen ook zijn doorgelopen. Hij werd een week later gevonden. Hij was van een rotspunt gevallen, uitgeput waarschijnlijk en zijn been was gebroken. Hij was gebeten door slangen, waar het vol van zit in dat deel van het vulkaanwoud. Aangevroten door roofvogels. De gids vertelt zonder blikken of blozen dat deze vogels altijd beginnen met de ogen en de edele delen. Deze vulkaan is gevaarlijk. Levensgevaarlijk.

Hij heeft ook de top gezien, net als ik.

Roberto ging er voor, hij liep lang voorop, maar ik liet me niet verslaan door deze indrukwekkend, akelig fitte man van 52. Super-abuelo of niet. Het is mysterieus en duister aan de top. Wij zijn geheel gehuld in mist en zwavelrook. Ik sta aan de rand van de vulkaan, diepe, penetrante geuren uit de aardkorst borrelen omhoog. Ik ga even zitten, uitrusten, tevreden. Na een paar minuten sta ik weer op. De hitte van de vulkaan, maakt het langer zitten onmogelijk. Ik vind het prachtig hier, een soort mystiek, alsof de aarde een stuk van haar persoonlijkheid laat zien, die ze normaal verstopt. Een diepere laag in haar ziel.

We blijven niet lang. De zwavelrook is niet best voor de mens en we dalen af. Na 400 meter afdalling trekt de mist weg en zie ik een van de mooiste uitzichten van deze reis. Dwars over het grootste meer van Centraal-Amerika. Het eiland ligt er vredig bij. Roberto en ik hebben praatjes en maken grappen. En ach, het is nog maar een klein stukje naar beneden.


Super-abuelo en Super-tulipan strompelen over het glooiende pad onderaan de vulkaan. We hebben net - als uitgeputte drenkelingen op een vlot - een fruitboom aangevallen langs het pad. Vocht, water, iets. Tegelijkertijd zien we even later het eerste kleine winkeltje en stormen we naar binnen voor koele cola en chips. Met een rode mond van de paprikachips, met pijn overal, 13 uur na ons vertrek, lopen we de laatste bocht om voordat het dorp begint. Valeria staat hoofdschuddend en fier, een glimlach onderdrukkend, met de gids op ons te wachten.

We made it. En we zijn blij. En nederig. Dat heeft de vulkaan ons wel geleerd.